Wandeling Passages (Bourse)
Deze wandeling loopt door het 2e en 9e arrondissement
begin: metro Bourse
eind: metro Palais Royal-Musée du Louvre
duur : 2 uur
Wandeling Passages (Bourse) weergeven op een grotere kaart
Neem vanaf de metro de rue Vivienne en ga de 3e straat rechts in, de rue Saint-Marc. De tweede ingang links is de passage des Panoramas, een van de oudste Parijse passages uit 1799.
De Amerikaan James William Thayer liet in 1799 twee torens bouwen waarin hij zijn panorama’s vertoonde die op de muren geschilderd waren. Hij liet er een passage aanbouwen om de bezoekers uit de modder en de regen te houden. In 1834 werden de galeries Saint-Marc, des Variétés, de Feydeau en de Montmartre eraan toegevoegd. Nu zijn die torens er niet meer. In de passages vind je winkels met munten, postzegels en oude prentbriefkaarten. In de galerie des Variétés is de artiesteningang naar het théâtre des Variétés. Er is op nr. 57 een salon de thé l’Arbre à Canelle met bijbehorende patisserie, die een mooie belle-époque-gevel heeft.
Loop de passage des Panoramas uit (okt 2022: wordt verbouwd, maar je kunt er doorheen lopen) en steek de boulevard Montmartre over. Je komt nu in de passage Jouffroy uit 1836.
Dit was de eerste passage die helemaal uit glas en ijzer is gebouwd en de eerste met vloerverwarming. Het wassenbeeldenmuseum Grévin is hier sinds 1882 gevestigd met 300 wassen beelden. De passage loopt in een L-vorm en gaat na de rue de la Grange Batelière over in de passage Verdeau. Er zijn antiquariaten en een winkel voor wandelstokken, een voor poppenhuizen, een sieradenwinkel en een filmboekhandel.
Loop de passage Jouffroy uit, steek de rue de la Grange Batelière over. Je komt nu in de passage Verdeau.
Een lichte en luchtige passage, genoemd naar een lid van de Société du Passage Jouffroy. De passage is gebouwd door dezelfde architect als de passage Jouffroy en heeft zijn uiterlijk sinds de bouw bijna helemaal behouden. Er is een mooi hoog glazen dak en neoklassieke versieringen. Bij beide uitgangen hangt een klok. De passage heeft altijd geprofiteerd van de nabijheid van veilinghuis Maison Drouot dat hier vlakbij sinds 1849 is gevestigd. Veel verzamelaars lopen na een veiling de passage Verdeau in om te zoeken naar oude boeken, camera’s en meubels. Bij de ingang naar de rue de la Grange-Batelière is restaurant-traiteur I Golosi. Op nr. 7 vind je restaurant Le Bistrot.
Loop de passage Verdeau uit, sla rechtsaf de rue du Faubourg Montmartre in en weer rechts de rue de la Grange Batelière in. Ga even voorbij de ingang van de passage Jouffroy linksaf de rue Rossini in. Volg de bocht naar rechts en sla bij de rue de Drouot linksaf. Steek de boulevard Montmartre over naa de rue de Richelieu. De eerste rechts is de passage des Princes.
Oktober 2022: De passage des Princes is afgesloten. Je kunt er wel inkijken, het lijkt gerestaureerd maar alle winkels zijn leeg.
Om de route te vervolgen ga je rechtsaf de Rue d ‘Amboise in, vervolgens rechtsaf rue Favart om daarna linksaf weer op de Bd des Italiens te komen.
Bankier Mirès kocht in 1859 het Grand Hôtel des Princes et de l’Europe in de rue de Richelieu en liet er de passage Mirès bouwen. Toen de passage geopend werd was de bankier echter failliet. In de loop van de tijd werd de passage verschillende keren gerestaureerd. In 1985 werd hij gesloopt door bouwwerkzaamheden, maar werd weer opnieuw opgebouwd. Er zijn nu voornamelijk speelgoedwinkels.
Sla aan het eind van de passage des Princes linksaf de boulevard des Italiens op en neem de derde straat links, de rue de Gramont. Vervolg die straat tot aan de rue Saint-Augustin, die je rechts inslaat. Daarna sla je direct linksaf naar de passage de Choiseuil.
Gebouwd op de plaats van vier herenhuizen, waarvan alleen nog een poort overgebleven is die nu de noordelijke ingang vormt. De passage was aanvankelijk heel populair doordat er een theater was (le théâtre des Bouffes-Parisiennes, nu een bank) en er veel schrijvers kwamen. De schrijver Céline heeft er in zijn jeugd een aantal jaren gewoond. Nu is het een nogal gewone passage met onder meer kleding-, schoenen-en boekwinkels.
Loop de passage de Choiseuil uit en sla linksaf de rue des Petits Champs in. Sla na de Bibliothèque nationale de tweede links in, de galerie Colbert.
Gebouwd om de galerie Vivienne naar de kroon te steken, op de plaats van een herenhuis dat aan Jean-Baptiste Colbert had toebehoord en daarna aan regent Philippe d’Orléans. Het is een van de mooiste van de stad. De passage heeft een rotonde van 15 meter doorsnee met een glazen koepel. Daaronder stond een lamp, bestaande uit een bronzen kandelaar met een kroon van zeven kristallen bollen die op gas brandde. Nu staat er een standbeeld van Euridice uit 1822. In 1975 werd de galerie gesloten. De Bibliothèque nationale kocht hem in 1986, liet hem renoveren volgens de originele tekeningen, en organiseert nu voordrachten en concerten in het auditorium onder de rotonde. Er zijn geen winkels in deze galerie, wel een prijzig restaurant, Le Grand Colbert.
In de galerie Colbert sla je rechtsaf de galerie Vivienne in.
Opdrachtgever voor deze passage was notaris Marchoux, die de mooiste passage van Parijs wilde bouwen. En inderdaad is dit een van de mooiste en elegantste in de stad. Hij is rijk gedecoreerd in neoklassieke stijl met in de rotonde beelden van nimfen en godinnen met de handel als thema. De mozaïekvloer werd ontworpen door de Italiaan Giandomenico Faccina. De monumentale trap bij nr. 13 leidt naar het appartement van avonturier Vidocq die daar tot zijn dood in 1857 woonde. Nu zijn er veel modeboutiques, een wijnwinkel van Legrand, een boekwinkel, een winkel met zijden bloemen en ook couturier Jean-Paul Gaultier heeft er een winkel. In de salon de thé ‘A priori thé’ kun je heerlijk lunchen en er is een restaurant, bistrot Vivienne.
Steek aan het eind van de galerie Vivienne de rue des Petits Champs over en loop via de rue des Pavillons naar de tuinen en de galeries van het Palais Royal.
Loop over de binnenplaats met het kunstwerk van Daniel Buren naar de rue Saint-Honoré en het metrostation Palais Royal-Musée du Louvre.
Vrouwen van Parijs
Een wandeling langs plekken in Parijs waar vrouwen een rol hebben gespeeld
Deze wandeling loopt door het 9e en 10e arrondissement
begin: metro Blanche
eind: metro Gare de l’Est
duur: 2,5 uur (4 km)
Wandeling Vrouwen van Parijs weergeven op een grotere kaart
Loop vanaf het metrostation de boulevard de Clichy op, een stukje naar het westen.
De Chapelle Sainte Rita op nr. 65 ligt tegenover de Moulin Rouge. Het is een kleine, moderne kapel uit 1956 op de begane grond van een gebouw. Alleen aan de glas-in-loodramen en de kaarsjes aan de voet van Sainte Rita merk je dat je in een kapel bent. Sainte Rita werd in 1381 geboren in Umbrië, Italië en werd al toen ze 12 jaar was uitgehuwelijkt aan een man die haar mishandelde en haar ontrouw was. Hij werd vermoord en haar twee zoons wilden zijn dood wreken, maar Rita smeekte hen dat niet te doen. Ze bad God om dan liever haar zoons te doden, wat binnen een jaar ook gebeurde, waarschijnlijk door de pest. Rita ging in 1421 het klooster in. Door haar moeilijke leven werd ze enorm populair bij onderdrukten en armen, zelfs voordat de katholieke kerk haar in 1900 heilig verklaarde. Ook nu nog komen veel vrouwen uit de omgeving van Pigalle hier bidden of briefjes neerleggen in het mandje voor haar beeld. Kijk voor je weer de deur uitgaat nog even naar een glas-in-loodraam achterin links, door een deur. Dit raam heeft geen religieus thema, maar stelt een pauw voor.
Ga de kapel uit naar de de boulevard de Clichy.
Deze boulevard was vroeger bekend als de Allée des Veuves (weduwen) of de Boulevard des Allongés (liggenden), omdat hier in de buurt altijd wel prostituees rondliepen. Nu is het een onaantrekkelijke straat waar de oorspronkelijke sfeer verdwenen is en heeft plaatsgemaakt voor goedkoop toerisme en seksshops.
Sla rechtsaf de rue Pierre Fontaine in.
De Pigalle-buurt is genoemd naar Jean-Baptiste Pigalle, een 18e –eeuwse beeldhouwer die woonde op nr. 17 van wat nu de rue Jean-Baptiste Pigalle heet. Het was vanaf het eind van de 19e eeuw een rosse buurt. De eerste bar was Le Chat Noir op boulevard Rochechouart nr. 84 en de Moulin Rouge opende in 1889. Vele bars en clubs volgden, evenals theaters en dansgelegenheden. Heel Parijs kwam hier vertier zoeken. Op nr. 42 staat de Comédie de Paris. Het theater werd in modernistische stijl ontworpen door architect Georges Henri Pingusson en opende zijn deuren in 1929. De surrealist André Breton (1896-1966) had hier een appartement en organiseerde van hieruit zijn surrealistische beweging.
Loop naar de place André Breton en verder door de rue Pierre Fontaine.
Op nr. 25 staat La Nouvelle Ève, een typisch music-hall/cabaret dat hier al is sinds 1949. Het theater zelf dateert van 1898 en heette toen Fantaisies Parisiennes.
Ga schuin links de rue de Douai in.
Op nr. 22 woonde componist Georges Bizet (1838-1875) met zijn vrouw Geneviève Halévy en zijn zoon Jacques van 1869 tot zijn dood. In dit huis werkte hij aan zijn beroemde opera Carmen. Het publiek was niet direct gecharmeerd van zijn opera, men was geschokt door de warmbloedige Spaanse hoofdpersoon en de tragische afloop van het verhaal. Pas na zijn dood werd Carmen een groot succes. Bizet overleed aan een hartinfarct toen hij 36 jaar oud was. Zijn graf kun je zien op Père Lachaise.
Loop door tot de kruising met de rue Jean-Baptiste Pigalle.
Tussen de jaren 1930 en 1960 was dit een buurt die geregeerd werd door bendes die ‘pègres’ genoemd werden. Hun zaken bestonden voor een groot deel uit handel in alcohol en prostitutie en zij bestreden elkaar over wie de touwtjes in handen had van de 2000 vrouwen die in de 177 bordelen in de wijk werkten. De bar links op nr. 65, Le Sans Souci, werd in die tijd gerund door Georges Rapin oftewel Monsieur Bill. Hij kwam uit het deftige 16e arrondissement maar was gefascineerd door de wereld van kleine criminelen en wilde daar dolgraag bij horen. Om hun respect te verdienen deed hij alsof hij zijn geld had verdiend door banken te beroven, terwijl hij in werkelijkheid dat geld van zijn grootmoeder gekregen had. In 1960 werd hij opgehangen voor de moord op zijn maitresse, een stripper in een van de lokale bars. Schuin tegenover Le Sans Souci, op nr. 54, zie je de ingang naar stripteasebar Chez Moune. Hier zijn alleen vrouwen welkom. Het was het eerste lesbische cabaret in Parijs.
Loop verder over de rue Jean-Baptiste Pigalle en ga bij de splitsing links, de rue de la Rochefoucauld in.
Je komt nu in de wijk Nouvelle Athènes. De term ‘nieuw Athene’ werd voor het eerst gebruikt door een journalist in 1823 om de nieuwe gebouwen te beschrijven die hier ten zuiden van Pigalle waren gebouwd. De wijk werd tussen 1850 en 1950 bewoond door diverse kunstenaars. Op nr. 58 staat het huis waar schilder Eugène Delacroix woonde. Hier schilderde hij het beroemde schilderij La Liberté guidant le Peuple, geïnspireerd door de Juli-revolutie van 1830. De vrouw op het schilderij is sindsdien bekend als Marianne, symbool van de Franse republiek en de democratie, die voorkomt op munten, postzegels en logo’s. Ze staat ook in elke school en elk stadhuis naast de foto van de Franse president. Haar uiterlijk verandert regelmatig en lijkt soms op beroemde vrouwenfiguren als Brigitte Bardot en Catherine Deneuve. Het schilderij is te zien in het Louvre.
Tussen nr. 58 en 60 is een binnenplaats. Als de deur open is, loop dan even binnen en bekijk de landelijke huizen die hier staan. Victor Hugo woonde een jaar op nr. 66, een gebouw uit 1776. Hugo hield van vrouwen. Hij was 46 jaar getrouwd met Adèle Foucher terwijl hij een langdurige verhouding had met Juliette Drouet. Zij woonde tegenover het huis waar Hugo een jaar verbleef. Drouet was actrice, maar gaf haar carrière op toen ze Hugo ontmoette en wijdde zich volledig aan hem. Bijna 40 jaar lang woonde ze in kleine kamertjes en wachtte op Hugo om haar mee uit te nemen. Hij verbood haar zelfs om met iemand anders uit te gaan. Als ze niet met Hugo uit ging, schreef ze hem brieven, in totaal ongeveer 20.000.
Loop verder over de rue de la Rochefoucauld.
Op nr. 14 staat het musée Gustave Moreau, een plompe mix van steen, baksteen, zuilen en beeldhouwwerk. De schilder Gustave Moreau (1826-1998) woonde en werkte hier. Hij produceerde in zijn leven meer dan 8000 schilderijen, tekeningen en aquarellen, waarop vaak sensuele, mysterieuze scenes te zien zijn. Hij schilderde veel antiek-Griekse en bijbelse ‘femmes fatales’ zoals Helena van Troje, Salomé en Bathsheba. Maar niet altijd even flatteus. Moreau had 25 jaar lang een (waarschijnlijk platonische) relatie met Alexandrine Dureux, die in het ‘boudoir’ in hetzelfde gebouw woonde. Hij adoreerde zijn moeder en toen die stierf, raakte hij in een diepe depressie.
Ga de 1e straat rechts, de rue de la Tour des Dames.
De wijk Nouvelle Athènes ontstond vanaf 1820 omdat er grote behoefte was aan huizen door de groeiende bevolking. In de eerste helft van de 19e eeuw verdubbelde het aantal inwoners. Het terrein werd verdeeld in kavels, er werden huizen op gebouwd die verhuurd werden. Veel straatnamen in deze wijk herinneren aan de tijd dat hier een abdij stond en een nonnenklooster. Catherine de la Rochefoucauld was daar hoofdnon en de Tour des Dames was een windmolen van de abdij. In het nonnenklooster woonden tot aan de Franse Revolutie aristocratische nonnen. De laatste non was Louise de Montmorency-Laval, die ondanks het feit dat ze blind, doof en gehandicapt was toch onder de guillotine ging wegens samenzwering tegen de republiek.
De rue de la Tour des Dames was het hart van Nouvelle Athènes en hier staan nog veel indrukwekkende huizen. De huizen werden gebouwd voor kunstenaars die profiteerden van de levendige buurt van de Grands Boulevards maar toch prijs stelden op rust. Twee bekende actrices van de Comédie Francaise uit het begin van de 19e eeuw kochten hier een huis. Mademoiselle Mars woonde op de hoek op nr. 1. Haar buurvrouw op nr. 3 was Mademoiselle Duchesnois, die ooit nog maitresse was van Napoleon. Dankzij de vrouwelijke toneelspelers schreven veel meer toneelschrijvers rollen voor vrouwen, bijvoorbeeld L’Ecole des Femmes van Molière. Actrices hadden daardoor meer inkomen waarmee zij hun eigen huis konden kopen.
Ga terug naar de rue de la Rochefoucauld en sla rechtsaf. Ga aan het eind linksaf de rue Saint Lazare in en weer links de rue Taitbout. Bij nr. 80 kom je op de square d’Orléans.
Dit binnenplein heeft een Engelse uitstraling, het is er rustig en schilderachtig. Het werd gebouwd door een Engelse aannemer in 1830 en werd zeer populair in artistieke kringen. De schrijver Alexandre Dumas had hier een huis, maar interessant zijn vooral de gebouwen waar componist Fréderic Chopin en George Sand woonden (resp. nr. 9, aan de linkerkant en nr. 5, in de hoek ertegenover achter de fontein). Sand en Chopin woonden op dit plein tussen 1842 en 1847. Ze werden vrienden en later geliefden.
George Sand (die eigenlijk Amantine Aurore Lucile Dupin heette), was misschien wel de eerste bekende vrouw die echt vrij en onafhankelijk leefde. Toch koos ze een mannelijke naam en kleedde ze zich vaak als een man. Ze schreef aanvankelijk erotische verhalen voor ze gewaardeerd werd door meer respectabele verhalen. Ze had vele geliefden en probeerde constant op plekken binnen te komen die toen verboden waren voor vrouwen, zoals bibliotheken, musea en bepaalde theaters. Ze had dan mannenkleren aan en rookte er een pijp of sigaar bij.
Verlaat het plein en sla de rue Taitbout in tot het eind, ga daar rechts de rue d’Aumale in. Ga aan het eind linksaf de rue Saint Georges in tot je op de place Saint Georges komt.
Het plein zelf stelt niet zo veel voor, maar des te meer de huizen die eromheen staan. Aan de linkerkant, achter de ingang van de metro, is Hôtel Thiers. Adolphe Thiers, de latere premier, kreeg het huis plus de hand van de dochter van madame Dosne, de vrouw van de aannemer die de huizen van praktisch de hele buurt bouwde. Het huis werd later verwoest tijdens de Commune van 1871, omdat Thiers als eerste minister gezien werd als een vijand van de staat. Hij verhuisde met zijn regering naar Versailles en greep de macht terug ten koste van 30.000 doden.
Verschillende deelnemers aan de Commune, de ‘communards’, waren vrouwen. Zij eisten gelijkwaardigheid in het gevecht en groepen vrouwen vochten op de barricaden. Onder hen was Louise Michel, die de opstand overleefde maar naar Nieuw-Caledonië werd verbannen. Na 7 jaar kreeg ze amnestie en keerde terug naar Parijs, waar ze haar revolutionaire activiteiten voortzette. Ze was bijzonder moedig en verkondigde haar leven lang haar anarchistische en feministische theorieën. Ze werd steeds weer door de politie opgepakt voor opruiende taal en verdween dan weer naar de gevangenis. Onderaan de trappen van de Sacré-Coeur is een plein naar haar genoemd, evenals een metrostation van lijn 3 in de gemeente Levallois-Peret ten noorden van Parijs, waar ze ook begraven is.
Midden op het plein staat het standbeeld van Paul Gavarni. Hij was een beroemde tekenaar van karikaturen die ook de romans van Honoré de Balzac illustreerde. Hij tekende humoristische portretten van alle lagen van de maatschappij, waarvan enkele te zien zijn aan de voet van het standbeeld. Een ervan is een ‘Lorette’, een vrijgevochten, onafhankelijke vrouw uit de buurt.
Op nr. 28 van het plein staat een gebouw dat bekend staat als La Maison Païva. Het huis werd gebouwd voor een beroemde courtisane, Esther Lachmann, meer bekend als de Marquise de Païva of La Païva. Ze begon haar carrière in een bordeel in Moskou, trouwde later drie keer en had ook andere relaties, en twee kinderen die ze aan hun lot overliet. Ze trok in het huis na haar huwelijk met de markies de Païva maar had al snel genoeg van hem en verliet hem voor een ander. De markies pleegde daarop zelfmoord.
Bij de ingang van de rue Saint-Georges staat het Théâtre Saint-Georges uit 1929. Het gebouw met de vele ramen is een trompe-l’oeuil: de meeste ramen zijn niet echt, ze zijn er op geschilderd.
Verlaat de place Saint Georges en loop de rue Notre Dame de Lorette naar beneden af.
In 19e-eeuws Parijs werden vrouwen die onafhankelijk wilden zijn ingedeeld in twee typen: de ‘grisettes’ en de ‘lorettes’. De grisettes waren vrouwen met weinig inkomen die op oudere suikerooms leunden voor wat extra geld. Zij komen voor in de roman Nana van Emile Zola en Fantine van Victor Hugo. De lorettes waren moderne jonge vrouwen die geen financiële zorgen hadden. Ze danken hun naam aan de kerk aan het einde van de rue Notre Dame de Lorette. Het is een van de mooist gedecoreerde kerken van Parijs en werd in 1836 in gebruik genomen.
Sla links de rue Lamartine in en loop tot aan de rue Buffault.
Net in de rue Buffault op nr. 32 staat de Ecole communale laïque de filles. Het is een aardig gebouw met art-nouveaukenmerken. Op de gevel is te lezen dat dit een meisjesschool was. Voor 1960 gingen jongens en meisjes in Frankrijk gescheiden naar school, vaak in hetzelfde gebouw, maar met verschillende ingangen en klassen. Pas in 1975 werd gemengd onderwijs verplicht.
Ga terug naar de rue Lamartine en loop die verder door. Even verderop heet de straat rue de Montholon. Loop de straat uit tot aan het park op square Montholon.
Dit parkje werd aangelegd in de jaren 1860. In het midden staan twee grote bomen die nog uit het originele park stammen. Ze hebben stammen van meer dan 4 meter omtrek. Ook staat hier het standbeeld A la Sainte Catherine van Julien Lorieux. Het stelt vijf vrouwen voor uit de arbeidersklasse die zich verkleed hebben voor het bal van Sainte Catherine op 25 november. Elke ongetrouwde vrouw vanaf 25 jaar droeg op die dag een uitbundig versierde hoed als teken dat zij op zoek was naar een echtgenoot. Ook nu nog krijgen ongetrouwde vrouwen soms een cadeautje op Sainte-Catherine.
Neem de linkse van de drie straten aan de overkant van de rue Lafayette, de rue Montholon. Steek de rue du Faubourg Poissonnière over naar de rue des Messageries.
In deze wat saaie straat had Marie-Louise Bouglé een van de grootste feministische bibliotheken van Parijs. Ze werd wees toen ze 16 was en vertrok naar Parijs om werk te vinden. Ze volgde lessen aan een avondschool en werd typiste. Ze verzamelde boeken over vrouwen en feminisme, die ze ’s avonds uitleende. Toen ze overleed had ze duizenden boeken, die door haar man geschonken werden aan de Bibliothèque historique de la Ville de Paris. Op nr. 12 vind je Café Panique, een goed restaurant met een vrouwelijke kok.
Loop de rue des Messageries uit en ga links de rue de Hauteville in. Ga de 2e straat rechts, de rue de Chabrol tot je aan het eind bij de boulevard de Magenta komt.
Links op de hoek staat de Marché Saint Quentin, de grootste overdekte markt van Parijs uit 1866 (op maandag gesloten). Het is een grote markt in een gebouw van ijzer en glas.
Ga terug naar de rue de Chabrol en ga bij nr. 5 de passage de la Ferme de Saint Lazare in en vervolgens rechtsaf naar de Cour de la Ferme Saint Lazare.
Je bent hier op het terrein van de voormalige gevangenis en ziekenhuis Saint-Lazare. Hier werd al in de 12e eeuw een melaatsenziekenhuis gebouwd. De patiënten werden verzorgd door monniken van verschillende religieuze orden. Ook is het een gevangenis geweest voor vrouwen, vooral prostituees die hier werden onderzocht op geslachtsziekten.
De gevangenis werd in 1932 gesloten, het ziekenhuis in 1998. Nu worden op deze plek moderne voorzieningen gebouwd, zoals een crèche, een cultureel centrum, een sportschool en een mediatheek. Van Saint-Lazare zijn nog een kapel en een ziekenzaal uit de 19e eeuw over. De rest is al eerder gesloopt.
Loop via de square Alban Satragne het terrein rond tot je uitkomt op de rue du Faubourg Saint Denis.
Op nr. 107 was de ingang naar de gevangenis en het ziekenhuis van Saint-Lazare. Op nr. 99-105 kun je nog huizen zien die in opdracht van de religieuze orden zijn gebouwd in de 19e eeuw.
Ga links de rue du Faubourg Saint-Denis in en rechts de boulevard de Magenta op. Neem de eerste links, de rue Saint-Laurent. Ga de 2e straat links, de boulevard de Strasbourg. Je loopt dan aan het eind tegen metrostation Gare de l’Est aan.